top of page

'Evocatie van een oud boerendorp met boerderij en dorpplaats’

Marcel Messiaen

 

 

Historiek

 

Op de dag van de benoeming tot pastoor van Izenberge in 1960 ontmoette ik voor het eerst E.H. Louis Vanheule in het Rijksarchief in Brugge. Hij was pas door de bisschop tot herder van te lande van het voornoemd Mariaoord gekozen. Hij heeft met enkele vrijwilligers mijn droombeeld van een Openluchtmuseum helpen verwezenlijken.

Toen ik voor het eerst het Openluchtmuseum in Bokrijk bezocht ter gelegenheid van de Landdag van Het Verbond voor Heemkunde op 17 september 1957, was ik sterk onder de indruk van de reeds opgerichte bouwsels. Vooral het bezielende woord van conservator Dr. Jozef Weyns ontstak de vlam in hart en geest tot intensiever betrachting tot behoud van het voorvaderlijke erfgoed.

Op de stichtingsvergadering van de Regionale Heemkring Bachten de Kupe op 14 december 1958 in Nieuwpoort was één van de programmapunten van de toen pas aangestelde hoofdman de 85-jarige K.R. Berquin ‘het tot stand brengen van een klein landbouwmuseum van klein landbouwalaam’. Als zoon van een boerenwerkman, afkomstig uit het vlakke natuurgebied Bachten de Kupe met de wijde horizonten, kwelde het hem dat zoveel landbouwwerktuigen aan het verdwijnen waren. Vandaar zijn bekommernis om te redden wat kon en onder te brengen in een kleinschalig museum.

 

Na zes jaar zoeken naar een museumonderkomen konden wij in Veurne het gewezen atelier van een kunstschilder huren, om over te gaan tot het inrichten van een klein streekmuseum. Intussen had ik reeds in 1960 een oproep gelanceerd om een Westvlaams Openluchtmuseum te bouwen in onze gouw in navolging van Bokrijk. Helaas! Driemaal helaas! Geen gehoor noch respons.

Als opvolger van hoofdman K.R. Berquin, die overleed op 6 januari 1968 in zijn 95ste levensjaar, wensten we het heemmuseum in Veurne verder uit te breiden. Deze oproep beantwoordde Pastoor L. Vanheule door zijn parochiezaal in Izenberge ter beschikking te stellen. ‘Le hasard d'une rencontre’ acht jaar eerder, leidde tot een intense samenwerking tussen ons beiden. We hebben samen dit museum gestoffeerd in de winter 1968-1969. Wegens te hoge kosten en weinig rendement inzake bezoek werd het museumpje in Veurne geliquideerd. We brachten de inboedel over naar Izenberge. Door de voortdurende aangroei van collectiestukken huurden we een tweede gebouw bij, zijnde een oude onderpastorij, die we als museumuitbreiding stoffeerden en waarin we onze bibliotheek onderbrachten.

De gedachte aan een openluchtmuseum lieten ons echter niet los. We wensten een oude schuur te bemachtigen. Dit lukte. Maar we beschikten over geen grond om die op te trekken. Door tussenkomst van pastoor L. Vanheule konden we kerkegrond als bouwgrond in huur nemen voor de periode van 99 jaar (1971-2070) met recht van opstal van de gebouwen, die eigendom blijven van de vereniging. Met mensen van goede wil ontmantelden wij de schuur, die wij opnieuw opbouwden. Het eerste bouwsel van het Openluchtmuseum stond er! Volgden het bakhuis en wagenbergplaats door vrijwilligershand opgericht.

Door BTK- en DAC-projecten ging de verdere uitbouw vlugger. Alhoewel niet alles van een leien dakje liep. Een tijdlang kregen we financiële steun van de overheid. Nu zijn we aangewezen op ‘Help U zelf, zo helpt U God’.

De bezoeker betitelt ons Openluchtmuseum als het ‘Kleine Bokrijk’. Alhoewel merkelijke verschillen zijn waar te nemen tussen beide buitenmusea. Bokrijk is veel grootser van opvatting, de gebouwen en hofsteden zijn er verspreid en met stro- of rietdaken bedekt.

Wij verwezenlijken een boerendorp rond een kern, de dorpskom. Dit leunt aan op het latere urbanisatiesysteem om woningen rond de kerktoren of een open plein te bouwen.

Het Openluchtmuseum Bachten de Kupe kan als een aanvulling beschouwd worden bij het Openluchtmuseum in Bokrijk. Het is geïntegreerd in het bestel van Europese Openluchtmusea, waar het een eigen plaats bekleedt inzake conceptie van een museumdorp. Een dorp was een wereldje op zichzelf, met eigen ziel, atmosfeer, eigenaardigheden, eigenschappen, krachten, herinneringen, die van dorp tot dorp verschilden. Vele bewoners leefden er van de wieg tot het graf en hadden er hun eigen gebruiken en gewoonten en kenden elkaar van kindsbeen af.

Het volkskundig aspect in ons Openluchtmuseum willen we oproepen door a priori de materiële volkscultuur als reservaat in stand te houden. De evocatie van ons ‘Oud Boerendorp’ is gebaseerd op meerledige bouwfasen. De twee eerste facetten zijn reeds tot stand gekomen: ‘de Houtlandse hofstede’ en de ‘dorpskom met aanhorigheden’. Het derde bouwprogramma bestaat uit een stratenstramien met een dertigtal oude winkteltjes en ambachtshuisjes. Een groot schoolcomplex is eveneens vooropgezet. Een bakkerswinkel uit Veurne en het huisje ‘De Wolfsholle’ in ‘plak en stak’ zijn in opbouw. De verdere evolutie van bouwen van het geplande hangt af van de financiële middelen. De twee vroegere museumgebouwen in de Groenestraat 20 en 26 in Izenberge worden verder gehuurd om als opslagplaats te fungeren voor collectiestukken, bureau en bewaring van een gedeeltelijke documentatie. In de Izenbergestraat 125 dicht bij de bedevaartkapel, hebben we een oude herberg aangekocht om tot ‘Bibliotheek en Documentatiecentrum Bachten de Kupe’ in te richten. Dit gebouw wordt grondig gerestaureerd.

 

bron: Vlaanderen. Jaargang 40. Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, Tielt 1991

bottom of page